An die ferne Geliebte

[foto's]

Muzikaal theatraal programma op verzamelde teksten van tijdgenoten, brieven en documenten van de componist Beethoven.
Sonates voor piano solo en piano en cello en liederen op gedichten van Goethe, Tiedge, Herder, Jeitelles en Schiller.
Idee en samenstelling: Hans Roelofsen
Uitvoerenden: Rob van de Meeberg (acteur), Reina Boelens (spel en zang), Vaughan Schlepp (piano), Hans Roelofsen (bas)

Zaterdag 12 mei 2007 werd het programma An die ferne Geliebte in première gebracht in de uitverkochte Tindalvilla, voor een laaiend enthousiast publiek.

De acteur Rob van de Meeberg zette met verve een oudere Beethoven neer, die herinneringen uit zijn veel bewogen leven ophaalt.
Na de eerste vioollessen ontdekt zijn vader zijn talent en wil van zijn zoon een wonderkind maken en smokkelt met zijn leeftijd.
Beethovens haat-liefdeverhouding met de adel komt in het spotlied Der Floh (de parasitair levende paladijnen) tot uitdrukking.
Rob is een ervaren kleinkunstenaar en beschikt over een welluidende stem.
Met een pakkende Nederlandse vertaling van het door Beethoven getoonzette gedicht uit Goethes Faust wordt een komische kant van de componist belicht.

Reina Boelens heeft zowel een klassieke zangopleiding als een volledige kleinkunstopleiding gehad.
Met flair zet ze een type neer en komt met letterlijk opgestreken veren, binnen als baronesse Bernard.
De baronesse vertelt dat Beethoven een ongemanierde vlegel was, met een totaal gebrek aan standsbesef.
De gespeelde tekst is afkomstig uit een van de vele brieven van tijdgenoten.
‘Beethoven stak gewoonlijk zijn hoofd om de hoek van de deur en als het gezelschap hem niet beviel weigerde hij te spelen.
Zo zag ik dat Gravin Thun eens op haar knieën voor Beethoven om hem te smeken voor haar te spelen.
Die sonate met variaties die klonk als een lied zonder woorden.’
Uiteraard speelt Vaughan Schlepp, als de jonge Beethoven, het tweede deel van de sonate nr. 27 wel voor de aanwezige liefhebbers.

Beethoven vertelt over zijn concertreizen met de jonge cellovirtuoos Jean Luis Duport en de ontmoeting met de basvirtuoos Domenico Dragonetti.
Dragonetti beweerde zijn cellosonates op de bas te kunnen spelen. De heren hebben een weddenschap afgesloten en de sonate opus 69 wordt gekozen. Alle vingers en de duim worden gebruikt met open grepen; het geheim van Dragonetti wordt onthuld, waarna de componist opspringt en de bassist omarmt.
Als deze het bedrag van 1000 Florijnen weigert, omdat dat een kwart van het jaarinkomen van de componist is, antwoordt deze sarcastisch dat het inflatiegeld is.
Hiermee werd een scene gereconstrueerd die Beethovens biograaf Thayer noteerde.

De zich al vroeg in zijn succesvolle carrière aandienende doofheid wordt in de vorm van een gesproken brief voorgedragen. Het lied Laute Klage op een tekst van de dichter Herder is de opstap naar het Heiligenstädter Testament uit 1802. De componist gaat daarin door een diep dal. De tekst is even aangrijpend als het daarop volgende lied An die Hoffnung. De hier gebruikte tweede versie, begint met een recitatief waarin de vraag gesteld wordt of er een God bestaat. ‘Hoffnen soll der Mensch er frage nicht!’ ‘O Hoop, laat door jouw verheven, de lijdende vermoeden dat een Engel zijn tranen telt!’ Met deze keuze voor de tekst van Christoph August Tiedge dat de uitersten tussen angst, geloof, hoop en liefde beschrijft wordt de eerste helft met een hoogtepunt afgesloten.

De tweede helft behandelt in de eerste scène de overwinning van het Lot en de ontluikende liefde. De brieven aan Josephine von Brunsvick en Therese Malfatti, het lied Tedere Liefde van Herder en de brief aan de Onsterfelijke Geliefde worden gevolgd door het Adagio cantabile uit de sonate Apassionato en vervolgens de hele cyclus An die ferne Geliebte. De componist schrijft dat wooorden tekort schieten om zijn verheven liefde uit te drukken, je zou al dichter moeten zijn en dan is het nog niet genoeg als niet de muziek de woorden vleugelen gaf. De naturalitische romantiek van Jeitelles gedichten doet de natuur de muziek en de liefde ineenvloeien.
De tweede sc`ne speelt zich af tijdens het Weens Congres in 1814, wanneer wel een half jaar lang de overwinning op Napoleons leger wordt gevierd. Talloze concerten, met grote orkesten, de Venetiaanse bassist is teruggekeerd om deel te nemen. Beethoven is de tragische held, hij is beroemd en wordt door allen vereerd, maar is door zijn doofheid buitengesloten. Achter zijn rug staat de concertmeester de maat aan te geven omdat het dirigeren van de dove componist tot chaos zou kunnen leiden. De componist is ziek als hij koortsachtig werkt aan zijn negende symfonie met het recitatief voor de bariton en de contrabassen en koor op de tekst van Schiller.
De necrologie van een dichter en de klanken van het slotkoor An die Freude sluiten een programma tenslotte af dat alle kleuren bevat van humor tot tragiek en vooral prachtige muziek.

[foto's]